Haar botten waren tot op het middelpunt koud geworden, haar spieren compleet verstijfd van de ijzige kou die zich in haar gezicht had gesneden. Als ze weg had gekund, had ze een ander plekje, buiten de wind opgezocht. Maar ze kon niet weg, met geen mogelijkheid. Ze kon niet meer terug, en verder gaan zou geen zin hebben. Verder dan dit zou ze toch niet gaan, niet fysiek. Mentaal zou ze waarschijnlijk nog veel verder over haar grenzen geduwd worden. Je hoorde wel eens van elfen, of halfelfen, die letterlijk hun verstand verloren waren. Ze had de rode waas altijd verdrongen, maar zelfs zij, het meest onnatuurlijke wezen in deze hele wereld, kon voorspellen dat het er aan zat te komen. Net als de koorts die ze had toen ze klein was. Het zat eraan te komen, de volgende vlaag van gekte. Daarom zat ze nu, volledig verlaten en compleet verstijfd, te wachten op het eerste het beste slachtoffer dat zich aandiende. Doden was makkelijk, makkelijker dan verwonden. Hoewel het martelen van slachtoffers haar niet tegenstond, bracht het de gekte dichterbij. Dus als ze wilde doden, dan moest ze het snel doen. Snel en kort, net genoeg om bloed te kunnen zien. Rode vloeistof die over haar slanke, bleke handen liep, haar lichaam bedekte, haar geest verrukte met- Stop! Galmde het in haar hoofd. Ze mocht niet zo denken, zelfs niet terwijl ze alleen was en compleet ongevaarlijk voor de rest van de omgeving. Haar hand wreef zachtjes over de ijskoude boog, hopend dat de pees niet zou breken als ze hem aanspande na deze nacht. Misschien had ze haar kapmantel op moeten zetten en een herberg moeten zoeken, of Lothloriann moeten opzoeken. Ze konden haar de gastvrijheid moeilijk weigeren, een verkleumd en doodarm meisje, zo dun dat ze met een windvlaag om kon vallen. Onwillekeurig haalde ze haar neus op; Ze was allesbehalve. Zij was Alusia, de enige halfelf die noch mens noch elf leek. Roze haren tot op haar middel, twee witte hoorns op haar hoofd. Er was haar nooit verteld dat ze halfelf was, maar die conclusie had ze snel genoeg getrokken nadat ze uit de instelling was ontsnapt. Een koude zucht, gevolgd door een wolkje verliet haar lippen. Er was niemand, niet binnen vijftig meter. Maar als er iemand zou zijn, dan zou ze het zien.
[Miep, inkomen. Open]